Identiteit in de wetenschappen

In veel wetenschappen is nagedacht over en onderzoek gedaan naar identiteit. In dit deel zetten we belangrijke inzichten uit  filosofie, sociologie, psychologie en neurowetenschap op een rijtje.

Filosofie

Al ver voor het begin van onze jaartelling wordt er nagedacht over  het ‘zijn’ van de mens (Plato, 427-347 v. Chr. – 1963). Voor filosofen Identiteit gaat dat over ‘zijn’ en in de wereld zijn, nadenken over jezelf, erkennen van jezelf. Dit zijn de belangrijkste opvattingen van de filosofie.

  • Identiteit is continue herkenbaarheid (voor onszelf en anderen)
  • Identiteit is hoe wij ons onderscheiden van anderen
  • Identiteit is verbonden met bewustzijn
  • Wij denken na over onszelf (reflexiviteit)
  • Identiteit is ook en steeds meer een kwestie van zoeken en kiezen uit de vele mogelijkheden die zich voordoen.
  • Identiteit is zeker in de 21e eeuw, sterk verbonden met wat we doen, met ons beroep.

Sociologie

Aan het begin van de 20e eeuw is het vooral de sociologie die het fundament legt voor ons huidige begrip van en de kijk op identiteit. Belangrijk in de sociologie is het symbolisch interactionisme. Daarin staat de mens (of beter gezegd: interacties tussen mensen) centraal. In die interacties tussen mensen ontstaat betekenis. Die betekenis wordt ‘vastgelegd’ in de taal, in instituties en in allerlei symbolen van cultuur. Samen vormt dat de maatschappij, of de sociale werkelijkheid waarin identiteit ontstaat.

  • Identiteit is er alleen als er anderen zijn. In wie wij zijn weerspiegelt zich onze sociale omgeving en alleen daardoor kennen wij onszelf.
  • Daarbij speelt taal een grote rol.
  • We vinden het belangrijk om onze identiteit zichtbaar te maken en op anderen over te brengen.
  • Aanpassing aan de gewoontes en regels in de omgeving (socialisatie) speelt ons hele leven een rol, maar al we ouder worden speelt onze identiteit een rol in de manier waarop en de mate waarin, we ons aanpassen.
  • Globalisering, snelle verspreiding van informatie, ontwikkeling van sociale media e.d. geven ons de mogelijkheid (maar ook de dwang) om onszelf als het ware uit te vinden.

Psychologie

De psychologie ziet identiteit vooral als een persoonlijk concept dat handelt over de (binnen)wereld van het individu. In de psychologie wordt ook het begrip Zelf gebruikt, met meestal dezelfde betekenis als identiteit. De psychologen kijken op verschillende manieren naar dat Zelf. Hierna een paar voorbeelden van die blikrichting.

Zelf als subject is gebaseerd op het onderscheid dat James maakte (1890) tussen het zelf als subject (of actor) ‘I’, en het zelf als object ‘Me’. Het subject heeft zelfbewustzijn en zelfkennis. James noemt dat de ‘knower’. Het object is dan het deel waarover die kennis wordt opgedaan (‘known’). De meesten van ons hebben wel het gevoel dat er iets is dat onze gedachten, gevoelens en gedrag registreert. Dat onderscheid maakt het denken over onszelf mogelijk.

Zelf als Overtuigingen houdt zich bezig met vragen als ‘Wie ben ik?’ en ‘Hoe ben ik’ en de antwoorden die daarop te geven zijn.

Zelf als sturend principe (‘agency’) houdt zich bezig met het zelf als plannenmaker, uitvoerder en beslisser. Door die functie ‘nemen’ we controle over onze omgeving, maar ook over onszelf. We kunnen daarmee allerlei keuzes maken (om wel of niet te roken bijvoorbeeld, of om toch een klus af te maken, zelfs als we onze interesse erin hebben verloren (Baumeister, Vohs, 2012).

Collectieve identiteit

Ieder van ons behoort ook tot (sociale) groepen. De soort groepen kunnen heel verschillend zijn en

elke groep staat ook voor een andere sociale context, waarin we ons verschillend zullen gedragen (Tajfel, 1982). Daarmee hebben we niet één ‘persoonlijk zelf’ maar eigenlijk verscheidene zelven; ‘social identities’ die corresponderen met de groepen waar we bij horen (Hogg & Vaughan, 2002). Het maakt voor je identiteit verschil in hoeverre je je met groepen identificeert (Ellemers, Spears & Doosje 2002). Hoe meer je vindt dat je bij een groep hoort, hoe meer je de opvattingen en het gedrag van die groep belangrijk vindt voor de manier waarop je over jezelf denkt. En hoe beter je je eigen groep vindt in vergelijking met anderen, hoe meer zelfwaardering dat oplevert (Trepte, 2006).

Wat de psychologie ons leert

  • de psychologie helpt ons om het mentale aspect van identiteit te begrijpen. William James legde het fundament door zijn beschrijving van I en Me, subject en object; de manier waarop we over onszelf kunnen nadenken en onszelf kunnen kennen. Zelf (inclusief alle mogelijke samenstellingen, en identiteit is op allerlei manieren beschreven en onderzocht. Er zijn onder anderen definities van het zelf en functies van het zelf. Maar al die verschillende termen wijzen naar één ding: ons vermogen tot reflectie.
  • Er valt geen eenduidige definitie van identiteit te ontdekken. Wij kijken daarvoor naar de beschrijving van Roy F. Baumeister (2011):
    • Zelf  is
      • kennisstructuur – gebaseerd op reflectief bewustzijn en wat je daardoor over je zelf weet en gelooft.
      • interpersoonlijk – pas in relatie met anderen ontstaat zelf en heeft het betekenis
      • sturend principe – zelf is ook een doener; maakt plannen, komt in actie, neemt de controle
    • Identiteit is
      • plaats in het sociale systeem
      • waarmee we onze rol spelen en verbinding maken
      • waardoor we te identificeren zijn

Kortom:
“Zelf is alles wat je bent. Identiteit is wie je bent (een iets beperkter begrip)” (Baumeister 1999).

Je kunt zeggen dat identiteit is hoe je je laat zien of kennen. En in onze woorden: het zelf is groter dan identiteit.

Neurowetenschap

In de neurowetenschap wordt opnieuw nagedacht over identiteit. Daarbij krijgt het begrip soms dezelfde en soms een heel andere betekenis . De ‘brein’wetenschap kijkt naar de cognitieve processen en de activiteiten van het brein. Een mogelijke definitie voor identiteit in de neurowetenschap zou kunnen zijn: identiteit is een uniek patroon van synaptische verbindingen in het brein (Ward 2012). Die verbindingen zijn dan ontstaan uit ieders unieke geschiedenis.

Als we willen weten wat er in ons brein gebeurt met ons Zelf en onze identiteit dan moeten we vooral kijken naar de belangrijke processen.

  • Zelfbewustzijn, zelfherkenning, Theory of Mind, taal en emoties zijn die belangrijke processen. Ze beïnvloeden onze identiteit, hoe wij sociaal zijn en hoe wij ons ontwikkelen.
  • (Zelf)bewustzijn is de sleutel tot ons gevoel van zelf en identiteit. Het maakt ons wie we zijn, en hoe we onszelf en anderen kennen. We ervaren gedachten, beelden, gevoelens en zijn tegelijkertijd toeschouwer en eigenaar van die gevoelens en gedachten (Damasio 2000).
  • Zelfherkenning is eerst de manier waarop wij onszelf fysiek herkennen en dan vooral ons gezicht. Maar ook hoe zelfherkenning kan leiden tot zelf-evaluatie, bijvoorbeeld als we ons vergelijken met een mentaal ideaalbeeld, is een belangrijke functie van ons bewustzijn.
  • Een Theory of Mind hebben we nodig om ons te kunnen inleven in anderen. Dat wordt zo genoemd omdat ieder mens een soort theorie ontwikkelt over onze eigen mentale wereld én over de mentale wereld van anderen (‘denken van andermans gedachten’).
  • Sociale emoties zijn zelfbewuste emoties, zoals trots en schaamte, liefde, schuldgevoel en medeleven (Turner, 2000). We leren die emoties als kind al aan. We zijn daarmee in staat de gevoelens en gedachten van de mensen om ons heen te doorgronden en dat zorgt ervoor dat we sociaal gedrag vertonen (Singer en Lamm, 2009). Een kenmerk van sociale emoties is, dat er vele variaties van te vinden zijn, afhankelijk van de situatie. De emotie woede bijvoorbeeld, kan zich uiten in boosheid, ergernis, frustratie, misprijzen, teleurstelling etc. (Van de Braak, 2013).

Omdat de neurowetenschap gebruik maakt van de inzichten uit filosofie, sociologie en psychologie weten we dus ook dat Zelf en identiteit niet een soort hersenspinsel, aardige theorie, of collectieve illusie is, maar dat ze een materiële basis hebben in ons brein.