Zes richtlijnen

Bij het aandacht besteden aan frames geldt, net zoals bij professionele identiteit: er bestaan geen kant en klare oplossing. Elke vraag heeft een eigen aanpak. De ene keer met een stevig accent op het framen, de andere keer op reframen. De ene keer startend vanuit het frame met een link naar professionele identiteit, de andere keer startend vanuit de professionele identiteit, uitstapjes makend naar het frame.

Geen oplossingen, wel wederom een schets van richtlijnen voor het ontwerpen van een eigen aanpak.

Richtlijn 1: Weten waartoe

Een professioneel frame betreft een gemeenschappelijk denk en handelingskader van een groep professionals rondom het ‘goed’ uitoefenen van hun vak. De allereerste vragen die centraal staat in het werken met frames zijn dan ook vragen als: wat is dat vak en waartoe oefen je je vak uit? Het draait daarbij om het vinden van collectieve ambitie (Weggeman, 1995; Geijsel & Meijers, 2005).


Fig.: de gouden cirkel van Simon Sinek

Richtlijn 2: Crises en desoriënterende dilemma’s benutten

Reframing wordt meestal verklaard als het gevolg van een persoonlijke ingrijpende gebeurtenis (Taylor, 2007). Deze worden ook wel crises of desoriënterende dilemma’s genoemd, ervaringen die niet passen in je bestaande denkkaders. Wat we kunnen doen in het actief begeleiden van reframing is: het uitvergroten of introduceren van dilemma’s, het opzoeken van grenservaringen (boundary crossing), het terughalen van crises of het inzetten van een generatieve metafoor, dat alles op individueel of groepsniveau (Austin & Bartunek, 2003; Geijsel & Meijers, 2005; Mezirow, 2009; Reushle & Mitchell, 2009).

Boundary crossing

Boundary crossing wordt ingezet wanneer een aanpalende praktijk bepaalde kwaliteiten met zich meebrengt die in de eigen praktijk niet aanwezig zijn. “Onder boundary crossing verstaan we de processen die op grenzen plaatsvinden, om zo continuïteit in interactie of actie te waarborgen of herstellen”. Die grenzen gaan om sociaal culturele grenzen, tussen praktijken. Door over de grenzen te kijken of in beide praktijken te staan kan innovatie op gang worden gebracht. Mensen die aan twee afzonderlijke praktijken deelnemen en elementen van de ene praktijk in de andere brengen, worden boundary crossers, brokers of boundary workers genoemd (Bakker & Akkerman, 2014).

Generatieve metafoor

Metaforen helpen om betekenis te geven. Ze sturen perceptie en actie. De generatieve metafoor ‘omzeilt’ eventuele bestaande ‘pijn’ op een thema of woord. Door in de metafoor te ‘reizen’ genereert ze een ander frame (Barret & Cooperrider, 1990; p. 228).

Richtlijn 3: Footing en zelfonderzoek

Een volgend concept dat van belang is in framing en reframing is ‘footing’. Footing gaat over het standpunt dat je inneemt over een uiting, een andere partij of een gebeurtenis (Wine, 2008; Hale, 2011). Dus letterlijk: waar sta je. En van daaruit: hoe zie en ervaar je dan de gebeurtenis, de relatie, het gedrag. Footing gaat over interacties, hoe je erin staat en je ertoe voelt.

Richtlijn 4: kritische dialoog

Een kritische dialoog gaat over het geïnteresseerd zijn in elkaars onderliggende overtuigingen. Met deze manier van gespreksvoering kom je automatisch terecht op de dubbele loop in het leren (onderzoeken van eigen handelen: acties en patronen, opvattingen) (Alvesson, 2002; Argyris & Schon, 1974; Bartunek, 1984; Geijsel & Meijers, 2005; Goffman, 1974; Pick, 2003).

Richtlijn 5: Alignment en het vormen van een nieuw frame

Wanneer manieren van kijken op z’n kop komen te staan, verbreekt ook de verbinding die een professioneel frame van nature is. Het is dan van belang weer alignment te zoeken, een synchronisatie tussen betrokkenen op intellectueel en emotioneel niveau (Wine, 2008). Wat belangrijk is, is dat we in deze alignment recht doen aan footing: niet iedereen hoeft eenvormig te zijn in het denken. Het recht doen aan deze footing, dus aan de diversiteit is relevant om versmalling van het frame te voorkomen.

Richtlijn 6: Critical Action Learning

Kenmerkend voor het transformatieve leren is de aanleiding (het gevoel dat er iets niet klopt, dat je op een andere manier naar de wereld moet gaan kijken) en de daaropvolgende onderzoek (naar jezelf, naar achterliggende opvattingen van jezelf en andere betrokkenen en het zoeken naar een nieuw frame). Maar ook het uitstel van het informatieve leren. Opvallend is ook dat deze vorm van leren aardig wat afstand vraagt van de praktijk en rust om te komen tot het ontwikkelen van nieuwe perspectieven. Komt eenmaal de actie aan bod, dan is actieleren (Revans, 2011; Ponte, 2012) een goede leidraad.